Lieve mensen,
op uw aller (?) verzoek. Ik ben er nog! En zeker ook leuke dingen aan het beleven. Maar op één of andere manier kwam het schrijven van die blog er niet van. Ik heb er een aantal in de coulissen staan, dus als jullie lief zijn dan krijgen jullie er zo snel mogelijk nog één!
Eerst een update: Het museumproject waar ik maanden zo enthousiast over heb verteld, is helaas iets minder succesvol gebleken. Dit kwam niet door iemand in het bijzonder, maar het ligt toch wat gevoelig in de familie, dus hebben we het een aantal weken geleden op een lager pitje gezet. Ook dat is Indonesië en zoals mijn stagebegeleider van de Universiteit het schreef: ‘alleen maar leerzaam al die sociale verwikkelingen’, dus zo sta ik er dan ook in! Ik vind het wel jammer van de enorm interessante geschiedenis die nu deels niet overgebracht kan worden.
Mijn stage is niet voorbij, want de Historical Society waar ik officieel stage voorloop houdt zich ook nog met andere dingen bezig. Ten eerste is er de presentatie van een boek waar Rodney, Prof. Vickers uit Australië en nog een familielid al heel lang aan werken. Ik heb proefgelezen en wat Nederlandse woorden en termen aangepast, (‘tjjdscrif’ is niet echt een Nederlands woord). Omdat er nog veel meer te schrijven valt over de familie en mijn werkstuk ook wel interessante informatie had, ben ik nu bezig om daar onderzoek naar te doen en gaat er misschien/waarschijnlijk daar een boek over komen! Hiervoor ga ik aankomende week (11-14 aug) naar het nationaal archief in Jakarta en ik ben afgelopen week naar Lombok geweest. Dus. Dat soort dingen.
To zover de Update, tijd voor de inhaalslag!
(tijdens het schrijven luisterde ik ‘I’m on fire’, gecoverd door John Mayer,#vooralvoordevibenietdetekst, luister hier)
Ik heb jullie achtergelaten op 4 juli. Ik was toen in de Puri. Zaterdag zou mijn zus en haar reisgenootje aankomen op Bali en zondag was de Bali Ocean Swim van de Sport Foundation waarbij ik ging meehelpen. Dit alles vond plaats in het zuiden, dus om een lang verhaal kort te maken, Rodney en Wayan kwamen richting Amlapura en ik reed mee terug naar Denpasar. Onderweg bespraken Rodney en ik de plannen over het museum en de andere boek-ideeën waar we het al eerder over hadden gehad. We maakten een tussenstop in Candidasa bij een heel tof restaurant aan zee, Lezat(waar ik hierna nog een aantal keer ben geweest, het is een beetje mijn favo). Bij de lunch ontmoette ik ook wat Australische kennissen van Rodney, waaronder Vicki die ook voor de Sport Foundation werkt. De anderen waren op vakantie en zijn allemaal al vaker of langer op Bali geweest. Erg grappig om met hen kennis te maken, want tot dan toe had ik nog niet zoveel Australiërs ontmoet. Australiërs zijn hier best berucht omdat het vooral deze Crocodile Dundees zijn die in het übertoeristische zuiden rondrennen. Deze Australiërs gaven daar juist allemaal enorm op af, dus het was eigenlijk erg grappig. De woorden pardon, bagoon, love en mate vlogen me daarnaast om de oren.
Ik verbleef weer bij de fabriek en heb zaterdag gewerkt in het kantoortje van de BSF. ’s Middags ben ik al lekker op tijd naar het hotel in Seminyak gegaan dat mijn zus Noor en haar reisgenootje Veerle *let op: dit is niet mijn andere zus! Ik zeg het één keer ja* dat vlakbij het strand lag. Seminyak is één van de duurste plaatsen op Bali, en daar was ik nog niet echt geweest, dus ik keek mijn ogen uit! Vooral om alle witte mensen die er, eh, toeristisch uitzagen. Van alle heerlijkheden die het hotel te bieden had, keek ik eigenlijk het meest uit naar de douche. En de tv stiekem ook. Dus daar heb ik even flink van genoten en toen ben ik aan het strand gaan eten. En ja, dat was ook genieten! Met zitzakken, lampionnetjes, kortom een heerlijk sfeertje. Als toppunt van mijn geluk gingen er twee mannen akoestische (blues)gitaar spelen. Na het eten heb ik wat over het strand gelopen, maar dat was eigenlijk om mezelf moed in te praten, om te vragen: ‘Mag ik met jullie meezingen’? Dat mocht! Dus ik daar stikzenuwachtig ‘Hallelujah’ van Cohen, ‘Sound of Silence’ van Simon &Garfunkel en ‘Wonderful Tonight’ van Clapton gezongen. Zoals mijn vader zegt: muziek gaat over alle grenzen, en dat was ook zo, want het was superleuk om met hen te spelen, en ze waren erg goed!
Ik moest nog even wachten op Noor en Veerle, maar gelukkig had hun vlucht slechts vertraging en was alles goed, behalve dat Veerle een kotsende Noor over het vliegveld had moeten slepen. Een beetje bleek en verreisd dus wel, maar ik kon haar toen toch echt in mijn armen sluiten! Tijd voor een Bintangetje om het te vieren.
Veerle heeft me wel gelijk beïnvloed: in Indonesië zijn er de zogenaamde kreteksigaretten, met kruidnagel. Het ruikt echt, echt lekker. En daarnaast zit er een soort suiker in het filter. Ik neem een aantal pakjes mee terug voor de liefhebbers. (NEE JONGENS, IK BEN NIET GELIJK VERSLAAFD AAN ROKEN, GEEN ZORGEN en Veerle voel je niet schuldig).
Zondag moest ik heel vroeg op voor de Bali Ocean Swim op Kuta Beach. Fun fact: toen ik wakker werd was het voetbal van Nederland nog niet afgelopen en dus zat ik te spacen in de taxi bij de Liveblog van Studio Sport. We hadden gewonnen! Ik weet alleen niet meer tegen wie. Die ene met de penalty’s (ha-ha, de eerste wedstrijd met penalty’s dus). Van de BOS doe ik verslag in een later blogje. Aan het eind van de middag kwam ik terug in het hotel en ben ik even snel het strand opgerend en de zee in. Voor de zonsondergang hadden Noor, Veer en ik een spectaculair plan, namelijk om die te bekijken in de tempel bij Tanah Lot. De tocht ging langs de achterafstraatjes van Seminyak en hoe opvallend is het dat je zodra je de grote hoofdstraten uit bent geen toerist meer ziet! Voor Veerle en Noor die vanaf Sumatra in een enorme cultuurshock terecht waren gekomen een fijne geruststelling om kleine Warungs en rijstvelden te zien.
De tempel was mooi, of eigenlijk vooral het gebied eromheen, want het ligt op een soort klif aan de zee. Verschillende nationaliteiten gaan blijkbaar naar verschillende bestemmingen op Bali: in het Zuiden heersen de Australiërs, in het oosten zijn veel Duitsers en Nederlanders te vinden en daar in Tanah Lot overheersten de Aziaten. Blijkbaar is het een ding om voor je Samsungtelefoon een statief te kopen. Nadat wij zelf ook een aantal keer op de foto werden gezet en niét de holy snake (dit was letterlijk een heilige slang in een soort grot) bezochten, maar wel een baby met een hele grote slang zagen knuffelen, werd het ons allemaal een beetje te gek. De zonsondergang was het echter allemaal waard, en na een aantal lesjes afdingen van meesterreizigers Noor en Veer vertrokken we weer naar ons hotel.
Maandagochtend vertrokken zij naar Ubud, terwijl ik nog verder bleef werken in Denpasar. Ook had ik twee sollicitatiegesprekken over Skype! Helaas zijn beiden het niet geworden. Maar ik denk niet dat ik ooit nog op zo’n grappige manier een sollicitatiegesprek zal voeren: in een containerkantoor met Indonesische muziek en het geklets van Balinese atleten op de achtergrond. Inmiddels heb ik Rudy, die op het kantoor werkt, aardig leren kennen, dus het is altijd gezellig om daar te zijn.
De taxichauffeur waar ik een van deze dagen mee reisde, was een waar genot voor mijn historische hart: zodra ik vertelde over mijn stage, (want ja, dat doe ik altijd maar gewoon, benieuwd naar de reacties van Balinezen) zei hij: ‘oh, ja, er is hier natuurlijk veel te bestuderen aan Nederlandse geschiedenis, vanwege de vroegere kolonie.’ Dit was voor het eerst dat iemand niet bijna direct over voetbal begon, dus de man heeft een speciaal plekje in mijn hart.
Woensdag vertrok ik naar Amlapura, waar ik eerst met Rodney en zijn Noorse neef en diens vrienden heb geluncht (bij Lezat! Hoofdonderwerp van het gesprek: de Noorse cabariers Ylvis en hun nummer ‘the Fox’) en daarvoor voor het eerst zelf voorbij het kleine bergpasje naar Candidasa ben gereden, was het ’s middags tijd om Noor en Veerle mijn paleis te laten zien! Ook zijn we naar het waterpaleis Taman Ujung gereden. Was dit de vorige keer dat ik er was helemaal verlaten, nu liepen er er allemaal Balinezen en was er een bruidsshoot. Het was die dag trouwens ook de dag van de presidentsverkiezingenen, en die waren een pretty big deal, ik ga er in een andere blog verder op in.
De meiden verbleven in Tirtagangga, bij het andere waterpaleis. In de tuin zelf is een mooi restaurant en we besloten daar te gaan eten. Dit was echt prachtig, vooral de sfeer doordat het over de –donkere- tuin, rijstvelden en heuvels uitkeek, het was haast sprookjesachtig. De playlist was minder sprookjesachtig en vooral erg jaren ’90, maar dan de goede soort jaren ’90 die eigenlijk alleen maar aan ons vakantiegevoel toevoegden. Donderdag hebben we Bali Aga bezocht, een traditioneel dorp van de oorspronkelijke bewoners van Bali (voor de komst van de Hindoes, voor degenen die opgelet hebben bij mijn geschiedenislesje) inclusief roze geverfde hanen, en daarna zijn we doorgetoerd naar White Sand Beach. Dit is een baaitje tussen de rotsen, dat ondanks dat je het even moet vinden behoorlijk populair is. De bereikbaarheid zorgt er dus juist voor dat het leuk en mooi blijft, en dat was het dan ook!
We hadden geluncht bij Lezat en zijn ’s avonds naar de markt hier in Amlapura gegaan, om allerlei lokaal voedsel te halen dat we bij mij in de Puri hebben opgegeten. De mensen op de markt keken ons heel verbaasd aan, maar waren des te enthousiaster dat we allerlei random voedsel bestelden. Of ze gezond zijn of juist oud, ik weet het niet, maar Noor en Veer lagen alweer vroeg in hun bedje, en dus ik ook!
Vrijdag hebben we Tirtagangga bezocht en zijn we daarna naar Lake Batur gereden, met als tussenstop Pura Besakih, de grootste tempel van Bali. Dit was tenminste de planning, want na wat problemen en frustaties met de route, en nou ja omdat we de omgeving ook leuk vonden om te zien, was het al heel laat toen we bij de tempel aankwamen en zijn we daarna dus weer terug gegaan. Op de heen weg hadden we zin om ergens te drinken en reden we langs een modern uitziend complex, een restaurant waar we wel wat wilden drinken. Dachten we. We kregen wel thee, maar het was geen restaurant maar een Ashram. Niets negatiefs over Ahrams en alles op zich, maar deze ervaarden we als we lichtelijk bizar en zodra we ons beleefd uit de voeten konden maken hebben we dat maar gedaan. De route bleef erg mooi en het werd haast koud, want we reden steeds meer de bergen in. Het werd hier ook wat bewolkter. Bij de tempel aangekomen was het precies zoals Besakih in elke reisgids beschreven staat: een tempel vol met stalletjes waar je aan je armen wordt getrokken door ‘gidsen’ en andere grappenmakers. Gelukkig was ik met de zoals eerder vermelde meesterreizigers, dus dat kwam eigenlijk allemaal wel goed, en onze uiteindelijke gids wist veel te vertellen en de tempel, en het uitzicht, was erg tof om te zien! Met de achtergrondinformatie die ik nu steeds meer heb over Balinese cultuur wordt zoiets veel interessanter dan ik had verwacht!
Terug zijn we snel langs de Ashram gesjeest en waren we nog redelijk op tijd terug. De volgende dag was het tijd voor een nieuw avontuur: we vetrokken van zaterdag tot en met dinsdag naar Flores!
*ik zou nu een pauze nemen en morgen verder lezen als ik jou was. Serieus. Ik weet wel wat ik zou doen als ik de keuze had.*
Flores
Flores is een eiland een stuk oostelijker van Bali en qua natuur zit je hier al veel meer in Oceanië (denk Papua). Mij deed het soms haast aan als de Pacific, en ik vond de natuur hier in ieder geval prachtig! Het is wat droger en erg vulkanisch, het hele eiland bestaat eigenlijk uit kleine puntige heuveltjes, samen met alle eilandjes eromheen. Flores werd ontdekt door de Portugezen en het eiland is daarom katholiek, maar er wonen ook veel moslims. Dit alles zorgt weer voor een heel andere cultuur dan Bali. Flores is heel groot, maar wij hadden maar beperkte tijd en vlogen alleen naar Lebuhan Bajo. De voornaamse activiteiten hier zijn snorkelen en trips naar KOMODO-EILAND! Komodo en Rinca zijn de enige eilanden ter wereld waar de Komodovaranen (dragons) leven. Laten we hen omschrijven als hele grote gekko’s, maar dan giftig. En ze eten bijvoorbeeld koeien. Of baby-komodo’s. Die kauwen ze niet, maar eten ze zoals slangen, in één stuk. Ja, deze informatie wist ik allemaal al voordat ik naar Flores vloog, en toch was ik enthousiast om te gaan! Noem het het ultieme ‘Freek-Vonk-gevoel’, ik weet het ook niet. De komodo’s zijn niet de enige grote beesten van Flores. De insecten zijn hier zo mogelijk nog groter dan op Bali, en om mijn beestjes-blog aan te vullen: als een tor zo groot is dat je denkt dat er een baby-vleermuis binnenvliegt, dan gaat er iets niet goed geloof ik.
We verbleven in het relatief nieuwe Sylvia Resort, en dat was erg mooi, met strand, zwembad en heerlijke bedden. We hadden dan ook besloten deze dagen ook lekker te gaan relaxen. En op het strand met onze bintangetjes, kretetksigaretjes, ligbedden en zonsondergang waren we echt in een tropisch paradijs! De weg naar het hotel was het enige minpuntje: die was nog niet helemaal, of helemaal niet, bestraat en dus een uitdaging elke keer dat we met shuttles van het hotel heen en weer toerden.
Labuhan Bajo was best wel arm viel ons op, en toerisme staat hier deels nog in de kinderschoenen. Toch zijn er een aantal grote resorts en een aantal hippe eettenten, waar dan ineens ALLE toeristen aan het eten zijn. Waarom begrepen wij ook nadat we er geweest waren, het was gewoon erg goed. We boekten bij een toeristenbureautje een tocht voor maandag om naar Komodo te varen en te gaan snorkelen. Door het koraal zijn hier een aantal pink beaches, dus dat klonk interessant. De boottocht zou wel een aantal uur duren, en wij zagen uit naar een dagje op zee!
Helaas was het juist die dag bewolkt, regenachtig, en ja.. een beetje koud! Van de heenreis heb ik niet veel meegekregen dankzij de anti-zeeziek-pil die bij mij vaak als slaappil werkt. Aangekomen op Komodo was alles relatief goed geregeld en al snel stonden we met onze gids (voor de kenners, ik ben ervan overtuigd dat Zayn van One Direction een Indonesisch halfbroertje heeft) klaar om op een wandeltocht te gaan. Het wapen dat de gidsen meehebben tegen de monsters is een stok. Een stok met een V aan het eind. Gezien mijn angst voor giftige reuzenreptielen leek me dat niet toereikend, maar de gidsen waren erg capabel vond ik, dus vol vertrouwen begon ik aan de tocht, en we hebben twee varanen gespot! Daarnaast zat het eiland vol kakatoes en andere vogels, dus ik vond de tocht wel geslaagd. Terug op de boot werden bij Pink Beach gedropt, waar ik vaststelde dat er inderdaad wat roze zandkorreltjes tussen het zand waren en dat ik snorkelen wél leuk vond! De hele cast van Finding Nemo kwam ook nog voorbij zwemmen, en toen besefte ik me ineens weer even wat een enorm surreële belevenis dit allemaal voor mij was. Aan de andere kant van de wereld, met een duikbril op je snufferd van een bootje springen en ronddobberen: Blessed! En een beetje koud toen we weer aan boord stapten.
In ieder geval, de kapitein en de andere twee bemanningsleden hebben geloof ik wel een leuke dag met ons gehad.
Teruggekomen hebben we verder gerelaxed, en stapten we in ons bedje met een sms van de vliegmaatschappij dat onze vlucht vervroegd was. Een halve dinsdag zou nu een kort ochtendje te worden. Dinsdagochtend werd ik wakker in een ander universum, want ik was in plaats van met twee hippe yuppen op pad met ‘de zonnebloem’ met gewrichtspijnen en ander leed. Als jonge blom van het stel voelde ik me gelukkig niet ziek, zwak of misselijk en zonder reispil niet eens moe, dus zullen we het maar wijten aan het feit dat 28 echt al heel oud is.
Aangekomen op het vliegveld bleek onze vlucht niet vervroegd, maar verplaatst te zijn naar de volgende dag. Die dag moesten Veerle en Noor terugvliegen naar Jakarta, dus na lang eisen en overleggen konden we gelukkig nog mee met de vlucht van dinsdag! Tot zover het feest van Indonesische binnenlandse vluchten. Maar op zich, als je weet dat je moet wachten, valt het allemaal reuze mee hoor.
Terug op Bali nam ik afscheid van mijn zus en Veerle. Meiden, bedankt voor de leuke dagen! Zo leuk om deze tijd met jullie te kunnen delen.
Omdat ik aan het boek van Rodney en prof Vickers zou gaan werken bij de uitgever, Sarita, kon ik bij haar komen slapen. Zij woont op een prachtige plek in Sanur, (ze heeft ook een Bed&Breakfast in Sanur, Ocean View, aanrader en geen sluikreclame!) dus het vakantiegevoel hield nog even aan. Daarnaast was het heerlijk om even in een huiselijke omgeving te zijn en samen te eten, én: Sarita heeft een aantal (aaibare) honden rondlopen. Het gevolg hiervan is het ultieme geluk dat je in mijn oogjes ziet op mijn huidige FB-profielfoto 😉
Bij Sarita ontmoette ik Noel en Helen, een echtpaar uit Nieuw-Zeeland die in Bali waren voor vakantie en omdat Noel met Sarita aan een boek werkt. Twee superaardige mensen die mij onderstrooiden met tips en mooie verhalen. Helen gaf me allerlei tips voor restaurantjes in de omgeving van de Puri. Sarita’s kinderen kwamen ook langs de dag erna, en een aantal van hen had ik al ontmoet, dus was gezellig om hen weer te spreken. Onyk en Koman zijn net nieuwe eigenaren van de EcoCycling in Ubud, dus wederom: als je naar Ubud gaat… aanrader!
Donderdag was het weer tijd om te kijken hoe ‘mijn paleis’ erbij stond en dus vertrok ik naar Amlapura. Op aanraden van Sarita nam ik de backpackersbus, die geen tijd, maar wel geld bespaart en een mooie route rijd. Maar vooral vond ik het leuk om even in het backpackerswereldje te belanden. Omdat ik lang op één plek blijf en niet echt op de backpackersplekken ben, krijg ik daar niet altijd veel van mee, dus het was weer een leuke nieuwe ervaring.
Een van die dagen is die vliegramp in Oekraïne gebeurd. Ik was erg blij dat mijn zus veilig thuisgekomen was vanaf hier, maar wat een enorme schok. Heel bizar. Ook gek om dat vanaf hier te beleven, want van wat ik meekreeg was het wel duidelijk dat het heel Nederland zich hiermee bezighield, terwijl ik niets hoorde behalve whatsapp en NOS.nl. Westerse mensen die ik sprak, begonnen ook gelijk over de vliegramp van ‘mijn land’, dus daaraan merkte ik wel hoeveel impact dit had.
Terug in de Puri hield ik iets van de reislust vast en besloot ik zondag naar Klungkung en White Sand Beach te gaan. Klungkung is op ongeveer een uur weg, (heeeel ver voor Balinese begrippen) en een moderne Balinese stad met in het hart een puputanmonument en ook een oud stuk puri met een museum. In mijn blog over geschiedenis kun je meer lezen over de betekenis van Klungkung. Ik vond het in verband met mijn stage heel leuk om te zien hoe men hier het museum had vormgegeven en hoe dit dus kan in deze omgeving in vergelijking met ‘mijn puri’. De uitwerking is volgens moderne museologie vast erg amateuristisch, maar wel informatief en er waren veel interessante objecten. Klungkung vond ik ook gewoon een erg leuke stad, en ik voelde me helemaal een toerist op een stedentrip. Ik besloot ook de grote markt in Klungkung te bezoeken waar ik een mooie sarong op de kop heb getikt. Mensen waren hier zó vriendelijk en ik voelde me helemaal op mijn gemak. Op een grote, drukke markt in Indonesië vond ik dat best bijzonder :). Het werd nog bijzonderder toen ik ergens midden en onderin de markt Noel en Helen haast letterlijk tegen het lijf liep! Ook zij hadden besloten die dag naar de markt te gaan, maar dat we elkaar precies daar tegenkwamen was zo gek dat ik echt even nog een paar keer goed moest kijken. Na een rondje met hen gelopen te hebben spraken we af dat ik hen nog zou ontmoeten in Amlapura.
Voordat deze blog uitmond in een korte novelle, ga ik gauw afsluiten. Ik heb de blog niet heel goed geredigeerd, dus misschien is het niet goed leesbaar of onduidelijk, maar ik denk dat het meeste wel overkomt 😉
De rest van de avonturen van de afgelopen weken zal ik jullie zo snel mogelijk onthullen. Tot dan: dank voor de support en leuke comments en ik hoop dat iedereen geniet van zijn of haar vakantie!
Besos from Bali,
Bente